Zitting van 24 april 2025
OZ.1. Secretariaat - Notulen en zittingsverslag zitting d.d. 27 maart 2025 - goedkeuring
|
OPENBARE ZITTING
Beslissing
MOTIVERING
Juridische gronden
De raad voor maatschappelijk welzijn is bevoegd op basis van artikel 74 van het decreet lokaal bestuur.
De artikelen 1, 32 en 33 van het huishoudelijk reglement door de raad voor maatschappelijk welzijn goedgekeurd.
Feiten en context
De notulen en het zittingsverslag van de openbare zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn van 27 maart 2025 werden digitaal bezorgd aan de raadsleden op 16 april 2025.
Op voorstel van het vast bureau
STEMMING :
Eenparig aangenomen.
BESLUIT
Enig artikel:
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de op 16 april 2025 digitaal bezorgde versie van de notulen en het zittingsverslag van de raad voor maatschappelijk welzijn van 27 maart 2025, goed.
Zitting van 24 april 2025
OZ.4. Secretariaat - Deontologische code mandatarissen OCMW Bierbeek - goedkeuring
|
OPENBARE ZITTING
Beslissing
MOTIVERING
Juridische gronden
De raad voor maatschappelijk welzijn is bevoegd op basis van de artikelen 77 en 78 van het decreet lokaal bestuur.
Het artikel 39 van het decreet lokaal bestuur verplicht de raad voor maatschappelijk welzijn een deontologische code aan te nemen en een deontologische commissie op te richten. De deontologische code regelt ook de samenstelling, werking en bevoegdheid van de deontologische commissie. De deontologische commissie bestaat minstens uit één vertegenwoordiger per fractie in de raad voor maatschappelijk welzijn.
Op 1 juni 2023 keurde de raad voor maatschappelijk welzijn de deontologische code voor mandatarissen goed.
Argumentatie
De wijziging van de deontologische code voor mandatarissen is gebaseerd op de VVSG - Inspiratie-deontologische code voor lokale mandatarissen van 8 januari 2025.
De wijziging van de deontologische code voor mandatarissen werd voorbereid in besprekingen met vertegenwoordigers van alle politieke fracties uit de raad voor maatschappelijk welzijn.
Op voorstel van het vast bureau
STEMMING :
Eenparig aangenomen.
BESLUIT
Artikel 1:
De als bijlage hierbij gevoegde deontologische code voor de mandatarissen van het OCMW Bierbeek wordt goedgekeurd.
Artikel 2:
De deontologische code voor de mandatarissen van het OCMW Bierbeek zoals goedgekeurd door de raad voor maatschappelijk welzijn op 1 juni 2023 wordt opgeheven.
DEONTOLOGISCHE CODE MANDATARISSEN
VASTGESTELD BIJ BESLUIT VAN DE RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN
VAN 24 APRIL 2025
INLEIDING
De Bierbeekse mandatarissen i.e. leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, de leden en de voorzitter van het vast bureau, de leden en de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, zijn zich bewust van hun belangrijke maatschappelijke rol. Luisterbereidheid, aanspreekbaarheid en dienstbaarheid van politici via rechtstreeks contact met de bevolking worden als waardevol en noodzakelijk beschouwd in een moderne democratie, inzonderheid naar de zwakkeren toe.
Het is belangrijk dat politieke mandatarissen voor de bevolking bereikbaar en aanspreekbaar zijn. Direct contact met de bevolking is een meerwaarde bij het aan politiek doen. Misbruiken inzake sociale dienstverlening dienen evenwel bestreden te worden. De doelstelling van goed bestuur houdt ook in dat geen tussenkomsten worden verricht die de goede werking van de overheidsadministraties in het gedrang brengen. Vandaar het belang van een goede regeling, zoals beoogd door voorliggende deontologische code inzake dienstverlening aan de bevolking.
De deontologische code voor mandatarissen inzake dienstverlening aan de bevolking, hierna de deontologische code genoemd, is het geheel van beginselen, gedragsregels en gebruiken die de mandatarissen als leidraad nemen bij hun dienstverlening aan de bevolking.
Deze deontologische code beoogt in hoofdzaak twee doelstellingen met betrekking tot de dienstverlening van de mandatarissen aan de bevolking: enerzijds moeten mandatarissen de bevolking correct informeren en juist doorverwijzen naar de geëigende ambtelijke dienst. Dit heeft als doel dat de burger in zijn rol van klant van de overheidsadministratie zelf sterker wordt en dat de ambtelijke diensten hun rol van dienstverlener ten volle kunnen spelen. Anderzijds moeten mandatarissen streven naar structurele oplossingen voor de problemen die ze bij hun contacten met de bevolking vaststellen zodat de behoefte aan sociale dienstverlening stelselmatig wordt teruggedrongen.
De correcte naleving van de deontologische code kan ertoe bijdragen dat ook de deontologie bij de bevolking wordt versterkt en dat vragen naar onoorbare tussenkomsten niet langer worden gesteld.
Dergelijke dienstverlening of onoorbare vragen mogen zich uiteraard niet verplaatsen naar de ambtenarij of naar de lokale uitvoerende organen.
Onderhavige deontologische code behandelt enkel de gedragsvormen van de mandatarissen inzake dienstverlening aan de bevolking. Deontologische regels met betrekking tot andere facetten van de taak van de mandatarissen kunnen altijd nog toegevoegd worden.
De deontologische code is van toepassing op de lokale mandatarissen.
Voor het OCMW worden hieronder begrepen :
● de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn,
● de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn,
● de voorzitter van het vast bureau,
● de leden van het vast bureau, .
● de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst,
● de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst,
Lokale mandatarissen die namens het OCMW andere mandaten bekleden, zijn in die hoedanigheid eveneens ertoe gehouden de bepalingen van de deontologische code na te leven. Dit geldt zowel voor de mandaten die rechtstreeks in verband staan met hun ambt als voor alle hiervan afgeleide mandaten.
Indien een mandaat namens het OCMW wordt opgenomen door een extern persoon, dus niet vermeld onder de tweede paragraaf van dit artikel, zal bij diens aanstelling worden gevraagd deze deontologische code te onderschrijven.
De toepassing van de code mag echter geen afbreuk doen aan de noodzakelijke administratieve contacten die nodig zijn om hun taak van voorbereiding van beleidsdossiers waar te maken.
Wanneer in deze code gemakshalve telkens gesproken wordt over de burger of bevolking, moet dit wel degelijk zo worden begrepen dat het niet enkel over een persoon kan gaan, maar ook over een groep, een vereniging, een bedrijf en andere organisaties of entiteiten die particuliere belangen nastreven of behartigen.
VOORKOMEN VAN (DE SCHIJN VAN) BELANGENVERMENGING EN CLIËNTELISME
Artikel 1
○ een lokale mandataris de (in de regelgeving bepaalde) met het ambt onverenigbare functies niet vervult en erover waakt geen verboden handelingen uit te voeren of verboden overeenkomsten aan te gaan;
■ Onverenigbaarheden: Decreet Lokaal Bestuur, artikel 10
■ Verboden handelingen: Decreet Lokaal Bestuur, artikel 27, §2
○ een lokale mandataris niet deelneemt aan een bespreking en stemming, noch probeert het proces van besluitvorming in een andere fase van de besluitvorming in zijn voordeel te beïnvloeden, wanneer er sprake is van een beslissing waarbij belangenvermenging speelt;
■ Gedrag bij stemming en beraadslaging: Decreet Lokaal Bestuur, artikel 27 §1 en §4
■ Gedrag bij stemming en beraadslaging: Wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, artikel 6
■ Gedrag bij stemming en beraadslaging: Burgerlijk Wetboek, artikel 1596
○ een lokale mandataris bij contacten met de burger het algemeen belang vooropstelt en niet de schijn wekt dat door politieke tussenkomst particuliere belangen (kunnen) begunstigd worden (cliëntelisme).
○ een lijst van alle betaalde en onbetaalde mandaten en bestuurlijke nevenfuncties
○ een lijst waarin zijn opgenomen: de substantiële financiële belangen (bijvoorbeeld aandelen of opties) in een onderneming waarmee de gemeente zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft.
De aangelegde lijsten zijn op aanvraag door de lokale mandatarissen in te kijken bij de algemeen directeur.
TEGENGAAN VAN ONEIGENLIJKE BEÏNVLOEDING EN DE SCHIJN ERVAN
Artikel 2
Een lokale mandataris mag zijn invloed en stem niet laten kopen of beïnvloeden door, noch aanbieden voor geld, goederen, diensten of andere gunsten die hem gegeven of beloofd werden.
■ Regelgeving inzake corruptie: Strafwetboek, artikel 245
Een lokale mandataris moet actief en uit zichzelf de schijn van beïnvloeding en partijdigheid tegengaan. De mandataris doet dit door:
● geen geschenken, diensten of andere voordelen te aanvaarden, behalve diegene die van een geringe geldwaarde zijn (zoals een bloemetje) en waarbij het beeld van beïnvloeding minimaal is;
● niet in te gaan op uitnodigingen betaald door anderen, behalve als deze direct relevant zijn voor de goede invulling van het ambt, functioneel zijn opgezet en van (relatief) beperkte waarde zijn. Bovendien houdt de mandataris rekening met de timing en context waarbinnen de uitnodiging wordt gedaan, met het doel de schijn van beïnvloeding te minimaliseren.
Het geven van geschenken aan, dan wel het uitnodigen van derden gebeurt nooit in eigen naam, maar altijd in naam van het lokaal bestuur. Daarbij zal men er steeds waakzaam voor zijn alle vormen van partijdigheid, bevoordeling en/of uitsluiting te vermijden.
Ter bevordering van de transparantie en het voorkomen van enige schijn van beïnvloeding spreken de mandatarissen onderling af dat:
● geschenken met een meer dan geringe geldwaarde die toch bij een mandataris in het bezit komen, worden gemeld aan de algemeen directeur. De mandataris meldt het hoe dan ook wanneer een geschenk op het thuisadres wordt afgeleverd. De algemeen directeur registreert de giften en geeft ze in alle transparantie een bestemming binnen het lokaal bestuur. Buitensporige geschenken worden alsnog teruggestuurd.
● uitnodigingen die bestemd zijn voor de gehele raad voor maatschappelijk welzijn, door de raad voor maatschappelijk welzijn worden beoordeeld. Het is de raad als geheel die de uitnodiging accepteert dan wel afwijst.
VERANTWOORD GEBRUIK VAN FACILITEITEN EN MIDDELEN VAN HET LOKAAL BESTUUR
Artikel 3
■ Terugbetaling en verantwoording kosten: Besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 2018 houdende het statuut van de lokale mandataris, artikel 35
■ Bepaling van en procedure voor terugbetaling specifieke kosten (huishoudelijk reglement): Decreet Lokaal Bestuur, artikel 38
ZORGVULDIGE OMGANG MET INFORMATIE
Artikel 4
De lokale mandataris bewaakt het geheime karakter en de vertrouwelijkheid van informatie. Dit betekent dat de mandataris:
● het beroepsgeheim eerbiedigt wanneer hij kennisneemt van geheime informatie;
■ Beroepsgeheim: Strafwetboek, artikel 458
● zich gebonden weet door de geheimhoudingsplicht voor de feiten, meningen en overwegingen gedeeld tijdens een besloten vergadering.
■ Geheimhoudingsplicht: Decreet Lokaal Bestuur, artikel 29, §4
■ Openbaarheid van de vergadering: Decreet Lokaal Bestuur, artikel 28
■ Vertrouwelijkheid van informatie: Wet van 27 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten, artikel 10, §2
■ Gegevensbescherming: Algemene Verordening Gegevensbescherming van 27 april 2016
Een uitzondering kan worden gemaakt wanneer de wet de openbaarheid voorschrijft.
■ Toegang tot bestuursdocumenten: Bestuursdecreet, art. II.26 e.v.
Lokale mandatarissen gaan discreet en voorzichtig om met de informatie waartoe zij toegang hebben. Dit houdt onder andere in dat de mandataris:
● over (nog) niet openbare informatie niet communiceert;
● feiten en omstandigheden ten aanzien van derden in de juiste context plaatst.
Lokale mandatarissen gebruiken de informatie waartoe zij toegang hebben vanuit hun ambt nooit voor het eigen belang of voor het persoonlijke of zakelijke belang van derden.
Lokale mandatarissen zijn open en eerlijk over de redenen en inzichten op basis waarvan zij hun stem uitbrengen.
RESPECTVOLLE OMGANG MET ANDEREN
Artikel 5
NALEVING EN HANDHAVING
HET VOORKOMEN VAN MOGELIJKE SCHENDINGEN
Artikel 6
Wanneer een lokale mandataris twijfelt of een eigen handeling een overtreding van de code zou kunnen zijn, moet dit bespreekbaar gemaakt kunnen worden. Dit kan zijn binnen de eigen fractie, met een collega-mandataris, met de algemeen directeur of eventueel met een externe deskundige, zoals een medewerker van de VVSG.
Artikel 7
Wanneer een lokale mandataris twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van een andere lokale mandataris, dan waarschuwt hij die persoon, mogelijk met het advies om informatie in te winnen bij de algemeen directeur.
HET SIGNALEREN VAN VERMOEDENS VAN SCHENDINGEN VAN DE DEONTOLOGISCHE CODE
Artikel 8
Wanneer een lokale mandataris eraan twijfelt of een regel van de deontologische code is overtreden door een andere lokale mandataris, dan kaart de mandataris dit bij voorkeur aan bij de mandataris in kwestie. Indien er goede redenen zijn om dit niet te doen, dan zal de mandataris de kwestie voorleggen aan de algemeen directeur.
Al dan niet na een gesprek met de algemeen directeur, kan de mandataris overgaan tot een formele melding bij de voorzitter van de deontologische commissie. Vanaf dit moment start het formele handhavingsproces onder mandaat van de deontologische commissie.
Artikel 9
De volgende personen kunnen een melding van een schending van de deontologische code doen bij de deontologische commissie:
● alle lokale mandatarissen van het lokaal bestuur;
● de algemeen directeur, indien de algemeen directeur zelf een vermoeden van een schending heeft, dan wel in naam van een personeelslid van het lokaal bestuur.
HET DUIDEN EN ONDERZOEKEN VAN VERMOEDENS VAN SCHENDINGEN VAN DE DEONTOLOGISCHE CODE
Artikel 10
De raad voor maatschappelijk welzijn richt een deontologische commissie op voor de raad voor maatschappelijk welzijn.
Het doel van de deontologische commissie is eerst en vooral het bevorderen van het zelfcorrigerend vermogen van het lokaal bestuur.
In de deontologische code worden de volgende zaken vastgelegd over de deontologische commissie:
a. samenstelling
b. bevoegdheid
c. werking
Samenstelling
Het aantal leden van de deontologische commissie bedraagt 1 per fractie en evenveel als het aantal fracties in de raad voor maatschappelijk welzijn, aangevuld met de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die toegevoegd wordt als voorzitter van de deontologische commissie. Onafhankelijke raadsleden vormen geen fractie en zijn niet vertegenwoordigd in de deontologische commissie.
Bij aanmelding vanmeer dan één fractielid beslist de raad welk fractielid zal zetelen in de deontologische commissie.
Iedere fractie draagt één of meer plaatsvervangers voor, in geval een lid van de commissie afwezig is of betrokken is bij een voorliggende zaak.
● Gaat het om een mogelijke schending van de code door een lid van de commissie, dan wordt tijdens de hele procedure daarover het lid vervangen door een plaatsvervanger in de volgorde waarin ze door de fractie werden voorgedragen.
● Gaat het om een mogelijke schending van de code door de voorzitter van de commissie, dan wordt tijdens de hele procedure daarover de voorzitter vervangen conform de procedure beschreven in art. 7, § 5, derde lid van het Decreet Lokaal Bestuur.
De leden van de deontologische commissie zijn lokale mandatarissen uit het eigen lokaal bestuur. Alleen in het geval van een eenmansfractie kan deze fractie overgaan tot het selecteren van een mandataris van een andere fractie dan wel een niet-raadslid.
Elke fractie wijst het mandaat in de commissie toe met een voordracht gericht aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn.
● De deontologische commissie kan externe expertise inroepen wanneer dit nodig wordt geacht. De inschatting of dit nodig is wordt bij de algemeen directeur gelegd, die hierin zelfstandig kan handelen.
● De algemeen directeur vervult de rol van secretaris in de deontologische commissie en voert onder mandaat van de commissie de ontvankelijkheidstoets en het vooronderzoek uit, mogelijk ondersteund door interne en/of externe specialisten.
● Wanneer de algemeen directeur zelf betrokken is bij een melding, dan wel om legitieme redenen geen rol kan spelen in het proces, zal deze worden vervangen door het daartoe aangewezen personeelslid. Het vooronderzoek kan indien noodzakelijk ook extern worden gevoerd.
Bevoegdheid
● Het geven van adviezen en aanbevelingen aan de raad over de inhoud van deze code met het oog op het bijsturen ervan of op de toepassing van de code op een voorliggend vraagstuk.
● Het opmaken van een jaarlijks verslag ter voorbereiding op de evaluatie van de deontologische code door de raad voor maatschappelijk welzijn (zie art. 18).
● Het ontplooien van initiatieven en opleidingen ter sensibilisering op thema’s rondom integriteit, deontologie en de deontologische code.
● Het zelf uitvoeren, dan wel mandateren, van de voorgeschreven stappen in het proces, van melding tot en met afronding van een melding van een vermoeden van schending van de code.
● Het formuleren van een gemotiveerd advies aan de raad over het vermoeden van een schending van deze code door een mandataris.
Werking (huishoudelijk reglement)
● De commissie vergadert minstens één keer per jaar.
● De voorzitter van de deontologische commissie is verantwoordelijk voor de oproeping en stelt de agenda op.
● De voorzitter roept de commissie in ieder geval bijeen wanneer dat nodig is conform art. 14 van deze code. De voorzitter is daarenboven gehouden de deontologische commissie bijeen te roepen op aanvraag van minstens een derde van haar leden.
● De oproepingen vermelden in elk geval de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering en worden tenminste 8 dagen voor de vergadering aan de leden bezorgd. In geval van hoogdringendheid, te beoordelen door de voorzitter, wordt de bijeenroeping tenminste 3 dagen voor de vergadering bezorgd. De agendapunten moeten voldoende duidelijk omschreven zijn. Voor elk agendapunt wordt het dossier dat erop betrekking heeft, ter beschikking gesteld van de leden van de commissie vanaf de verzending van de agenda.
● De bezorging van de oproeping, de agenda en de dossier gebeurt op dezelfde wijze als dat gebeurt in de raad, met als verschil dat enkel de leden van de deontologische commissie deze oproep, agenda en dossiers ontvangen.
● De deontologische commissie kan enkel beraadslagen of beslissen als de meerderheid van de zittinghebbende leden van de deontologische commissie aanwezig is. Indien een kwartier na het vastgestelde uur niet voldoende leden aanwezig zijn om geldig te kunnen beraadslagen, stelt de voorzitter vast dat de vergadering niet kan doorgaan.
● De deontologische commissie kan echter, als hij eenmaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden aanwezig is, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen en beslissen over de onderwerpen die voor de tweede maal op de agenda voorkomen.
● In de oproep wordt vermeld dat het om een tweede oproeping gaat. In de tweede oproeping worden de bepalingen van artikel 26 van het decreet over het lokaal bestuur overgenomen.
● De leden van de deontologische commissie werken volgens volgende principes:
○ De handhaving is onpartijdig.
○ Men is terughoudend met publiciteit.
○ Men gaat zorgvuldig om met de vermeende schender.
● De commissie streeft naar unanimiteit in haar oordeel. Als dit niet mogelijk blijkt, zal er hoofdelijk worden gestemd. Een simpele meerderheid volstaat dan
● De voorzitter van de commissie heeft geen stemrecht in de deontologische commissie, behalve wanneer de commissie gelijk verdeeld is in haar oordeel. Dan heeft de voorzitter de doorslaggevende stem.
● De vergaderingen van de deontologische commissie zijn niet openbaar.
● Eventuele communicatie vanuit de deontologische commissie vindt altijd en alleen plaats via de voorzitter van de commissie.
Artikel 11
De deontologische commissie mandateert de algemeen directeur om een ontvankelijkheidstoets uit te voeren. De algemeen directeur kan daarin bijgestaan worden door interne en/of externe experten.
Om de ontvankelijkheid te onderzoeken zal altijd een gesprek plaatsvinden met de melder. Een melding is ontvankelijk wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
● de melding betreft een individuele (zittende) lokale mandataris;
● het staat vast dat het gaat om een vermoedelijke schending van de deontologische code (en niet bijvoorbeeld om een schending binnen de privésfeer);
● de melding is voldoende betrouwbaar en concreet (er wordt gekeken naar de kwaliteit van de bron(nen) en de feitelijkheid van de melding);
● de melding is in alle redelijkheid onderzoekbaar en heeft onderzoek nodig (niet alle vermoedens zijn onderzoekbaar of vragen om onderzoek - denk aan een schending van art. 5 (interpersoonlijke schendingen), waarbij geen getuigen van het voorval aanwezig zijn).
Iedere melding wordt vertrouwelijk behandeld. In deze fase is de naam van de melder en degene over wie de melding gaat slechts bekend bij de leden van de deontologische commissie en bij de eventueel door de algemeen directeur aangestelde experten.
Artikel 12
De algemeen directeur formuleert een ontvankelijkheidsadvies en stuurt dit, inclusief de onderliggende stukken die deel uitmaken van het advies, aan de leden van de commissie ter beoordeling. Indien de leden van de deontologische commissie niet binnen de vijf werkdagen bezwaar maken op het advies, dan wordt het advies over de ontvankelijkheid formeel omgezet in een beslissing van de deontologische commissie, als uiteindelijk verantwoordelijke voor de beslissing. Indien één lid bezwaar aantekent tegen het advies van de algemeen directeur, zal de deontologische commissie bijeenkomen voor de bespreking en beoordeling van het advies.
Wanneer het advies luidt dat een melding ontvankelijk is, neemt de algemeen directeur de onderzoeksvraag op in het advies aan de deontologische commissie.
Wanneer een melding niet-ontvankelijk is, betekent dit meteen het einde van de formele procedure. De melder wordt hierover schriftelijk geïnformeerd door de algemeen directeur, in naam van de deontologische commissie.
Een melder kan een melding ook zelf intrekken. Wanneer het om een interpersoonlijke schending gaat, betekent dit in principe het einde van de formele procedure. Bij een schending van de andere gedragsregels (bijvoorbeeld belangenvermenging) zal de formele procedure door blijven lopen. De melding is in dit geval niet gebonden aan degene die de melding doet.
Artikel 13
Bij een ontvankelijke melding start de algemeen directeur, onder mandaat van de commissie, een vooronderzoek. De algemeen directeur kan zich hierbij door interne en/of externe experten laten bijstaan.
De vermeende schender wordt schriftelijk op de hoogte gesteld van het vooronderzoek door de algemeen directeur, behalve wanneer de commissie acht dat dit het vooronderzoek kan schaden. De vermeende schender wordt erop gewezen dat deze zich tijdens het proces mag laten bijstaan door een raadspersoon naar keuze.
De commissie bepaalt waaruit het vooronderzoek zal bestaan. Het vooronderzoek bestaat in ieder geval uit:
● het in kaart brengen van de feitelijke situatie waarop de melding van toepassing is;
● het nagaan van de beschikbaarheid van relevante (administratieve en feitelijke) informatie;
● het nagaan van de relevante regelgeving;
● een gesprek met de vermeende schender, behalve wanneer dit het vooronderzoek kan schaden.
Artikel 14
De algemeen directeur brengt schriftelijk advies uit aan de deontologische commissie op basis van het vooronderzoek.
Het conceptadvies wordt eerst ter lezing voorgelegd aan de voorzitter van de commissie. Vervolgens wordt het concept ter inzage voorgelegd aan de vermeende schender, zodat deze de kans heeft schriftelijke opmerkingen te formuleren bij het conceptadvies. Deze opmerkingen worden als bijlage toegevoegd aan het schriftelijk advies aan de commissie.
Het advies van de algemeen directeur, waarover de deontologische commissie beraadslaagt, beslaat in principe vijf mogelijke scenario’s waarop de commissie zich zal richten:
Artikel 15
De deontologische commissie oordeelt op basis van het advies van de algemeen directeur over de te nemen vervolgstappen.
De melder en de vermeende schender hebben het recht om in deze fase te worden gehoord door de deontologische commissie. Voor beiden geldt dat zij zich in deze kunnen laten bijstaan door een raadspersoon. Geen van de partijen is verplicht zich te laten horen. Dit wordt genotuleerd in het verslag van de deontologische commissie aan de raad voor maatschappelijk welzijn.
De commissie kan in het kader van het vooronderzoek ook getuigen horen.
Na het bestuderen van het advies van de algemeen directeur en het horen van de betrokkenen bespreekt de commissie het vermoeden van schending en wordt een gemotiveerd advies overgemaakt aan de raad voor maatschappelijk welzijn.
De wijze van communiceren vanuit de raad voor maatschappelijk welzijn over de voorliggende zaak is onderdeel van het advies van de deontologische commissie.
Indien de deontologische commissie een schending heeft vastgesteld – omdat de schender deze heeft toegegeven of omdat ze uit het onderzoek is gebleken – dan neemt ze in haar advies ook de meest passende, proportionele vorm van afhandeling op, inclusief een beschrijving van de verzwarende en verzachtende omstandigheden bij het voorstel van afhandeling.
Er wordt een uitzondering gemaakt op deze regel wanneer:
○ er eerst een vervolgonderzoek nodig wordt geacht. Dit vraagt om beoordeling van de rapportage op het vervolgonderzoek.
○ er melding wordt gedaan bij de Vlaamse Regering/Audit Vlaanderen, dan wel wanneer er een politionele aangifte is gedaan. In dit geval informeert de commissie de raad voor maatschappelijk welzijn over de genomen stap.
De commissie streeft in haar oordeel naar unanimiteit. Een simpele meerderheid van uitgebrachte stemmen volstaat om tot een oordeel te komen. Indien er evenveel stemmen voor als tegen een oordeel zijn, dan heeft de voorzitter de doorslaggevende stem.
Een lid van de commissie kan ervoor kiezen een afwijkend standpunt op te tekenen en, met het advies aan de raad voor maatschappelijk welzijn, mee te sturen.
HET ZICH UITSPREKEN OVER SCHENDINGEN VAN DE DEONTOLOGISCHE CODE
Artikel 16
De raad voor maatschappelijk welzijn beoordeelt of een mandataris een schending heeft begaan. Hij doet dit op basis van het gemotiveerd advies van de deontologische commissie.
Als de raad beslist om af te wijken van het advies, dan moet de vermeende schender de kans krijgen om zich tijdens de besloten zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn uit te spreken over de beslissing.
Wanneer de raad voor maatschappelijk welzijn vaststelt dat de deontologische code geschonden werd door een mandataris van de gemeente, dan kan de raad:
● het gedrag van de mandataris uitdrukkelijk afkeuren;
● vragen dat de mandataris zich publiekelijk verontschuldigt;
● een dossier overmaken aan de Vlaamse regering zodat die een tuchtonderzoek kan instellen bij kennelijk wangedrag of grove nalatigheid van of door de burgemeester, een schepen, de raadsvoorzitter of de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Artikel 17
Via de raad voor maatschappelijk welzijnsvoorzitter en de burgemeester communiceert de raad voor maatschappelijk welzijn over haar oordeel en (indien mogelijk) de gronden daarvan. De deontologische commissie adviseert de raad voor maatschappelijk welzijn voor haar communicatie.
HET EVALUEREN VAN DE DEONTOLOGISCHE CODE
Artikel 18
Minimaal één keer per bestuursperiode evalueert de raad de deontologische code. De raad vraagt daarvoor eerst advies aan de deontologische commissie. Daarbij wordt onder meer bekeken of de code nog actueel is, of ze nog goed werkt en of ze nageleefd wordt.
Zitting van 24 april 2025
OZ.5. Sociale dienst - Geïntegreerd breed onthaal Leuven-Zuid - Samenwerkingsovereenkomst 2025 - goedkeuring
|
OPENBARE ZITTING
Beslissing
MOTIVERING
Juridische gronden
De raad voor maatschappelijk welzijn is bevoegd op basis van artikels 77 en 78 van het decreet lokaal bestuur.
Het decreet van 9 februari 2018 betreffende het lokaal sociaal beleid waarin de uitbouw van het Sociaal Huis en de ontwikkeling van het Geïntegreerd Breed Onthaal met het oog op het verhogen van de toegankelijkheid van de lokale sociale hulp- en dienstverlening en het aanpakken van de onderbescherming werd opgenomen.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 betreffende de Vlaamse beleidsprioriteiten in het kader van het lokaal sociaal beleid en de subsidiëring van samenwerkingsverbanden geïntegreerd breed onthaal.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2021 tot toekenning van de subsidie van de Vlaamse Gemeenschap voor het jaar 2021 voor de uitvoering van de Vlaamse beleidsprioriteit 'het realiseren van de functies en werkingsprincipes van een samenwerkingsverband geïntegreerd breed onthaal'.
De beslissing van het Vast Bureau van 18 oktober 2021 om mee te werken aan de verdere uitbouw van het Geïntegreerd Breed Onthaal binnen Eerstelijnszone Leuven-Zuid.
Feiten en context
Eerstelijnszone (ELZ) Leuven-Zuid wil werk maken van de Vlaamse beleidsprioriteiten die opgenomen zijn in het decreet lokaal sociaal beleid.
In het beleidsplan formuleerde ELZ Leuven-Zuid drie strategische doelstellingen, waaronder het ondersteunen van de ontwikkeling van het Geïntegreerd Breed Onthaal (GBO) voor wat betreft de afstemming en de samenwerking met hulp- en zorgaanbieders en het realiseren van een maximale rechtentoekenning tot diensten en voorzieningen.
In kader van het relanceplan 'Vlaamse veerkracht' maakte de Vlaamse overheid extra middelen vrij voor de verdere uitrol van de GBO-samenwerkingsverbanden in heel Vlaanderen.
Het ingediende GBO-project van de ELZ Leuven-Zuid ontvangt vanaf 1 september 2021 subsidies. Tot en met 2025 ontvangt het project vanuit de Vlaamse Overheid jaarlijks 25.000 euro aan subsidies.
Volgende partners zijn actief binnen GBO Leuven-Zuid:
● OCMW Bertem
● OCMW Bierbeek
● OCMW Herent
● OCMW Huldenberg
● OCMW Lubbeek
● OCMW Kortenberg
● CAW Oost-Brabant
● Diensten maatschappelijk werk van de mutualiteiten
● ELZ Leuven-Zuid
Diensthoofd Welzijn, Jan Schreurs, zetelt namens OCMW Bierbeek in de stuurgroep van het GBO Leuven-Zuid, en rapporteert hierover aan het vast bureau.
Tot en met 2024 was OCMW Lubbeek penhouder van dit project. Vanaf 2025 wordt Eerstelijnszone Leuven-Zuid vzw penhouder van dit project. Hiervoor werd een samenwerkingsovereenkomst opgesteld tussen alle decretaal voorziene actoren.
Argumentatie
In 2025 wil het GBO Leuven-Zuid inzetten op:
● het verder implementeren en bekend maken van het centraal aanmeldformulier voor professionele hulpverleners
● het organiseren van een netwerkdag voor zorg- en welzijnsactoren
ELZ Leuven-Zuid vzw maakt 0,15 VTE personeelslid vrij om de coördinatie van het GBO Leuven-Zuid in 2025 op te nemen.
Financiële gevolgen
De subsidie van € 25.000 per jaar komt toe aan de penhouder.
Een deel hiervan wordt aangewend om de loonkost van de coördinator (0,15 VTE) te dekken.
Het overige deel wordt aangewend om de doelstellingen van 2025 na te streven.
Er is geen cofinanciering voorzien / gevraagd vanuit het lokaal bestuur.
Op voorstel van het vast bureau
STEMMING :
Eenparig aangenomen.
BESLUIT
Enig artikel:
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de samenwerkingsovereenkomst Geïntegreerd Breed Onthaal Leuven-Zuid 2025 goed, toegevoegd in bijlage bij dit punt.
Zitting van 24 april 2025
OZ.2. Secretariaat - Mededelingen
|
OPENBARE ZITTING
Kennisneming
De raad voor maatschappelijk welzijn neemt kennis van de mededelingen van de voorzitter.
Zitting van 24 april 2025
OZ.3. Secretariaat - Huishoudelijk reglement van de raad voor maatschappelijk welzijn - goedkeuring
|
OPENBARE ZITTING
Beslissing
MOTIVERING
Juridische gronden
De raad voor maatschappelijk welzijn is bevoegd op basis van de artikelen 77 en 78 van het decreet lokaal bestuur.
Het artikel 38 van het decreet lokaal bestuur waarin gesteld wordt dat de raad voor maatschappelijk welzijn bij de aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk reglement dient vast te stellen.
Op 1 september 2022 keurde de raad voor maatschappelijk welzijn haar huishoudelijk reglement goed.
Argumentatie
De wijziging van het huishoudelijk reglement is gebaseerd op het VVSG-model van huishoudelijk reglement voor de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn van 8 november 2024.
De wijziging van het huishoudelijk reglement werd voorbereid in besprekingen met vertegenwoordigers van alle politieke fracties uit de raad voor maatschappelijk welzijn.
Op voorstel van het vast bureau
STEMMING :
Eenparig aangenomen.
BESLUIT
Artikel 1:
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt het als bijlage hierbij gevoegde huishoudelijk reglement van de raad voor maatschappelijk welzijn, goed.
Artikel 2:
Het huishoudelijk reglement van 1 september 2022 wordt opgeheven.
Het besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 4 april 2019 inzake de presentiegelden voor de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt opgeheven.
HUISHOUDELIJK REGLEMENT RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN
VASTGESTELD BIJ BESLUIT VAN DE RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN
VAN 24 APRIL 2025
BIJEENROEPING RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN
Artikel 1
De raad voor maatschappelijk welzijn vergadert zo dikwijls als de zaken die tot zijn bevoegdheid behoren het vereisen en ten minste tienmaal per jaar.
Artikel 2
§ 1. - De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn beslist tot bijeenroeping van de raad voor maatschappelijk welzijn en stelt de agenda van de vergadering op.
De voorzitter kan de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn bijeenroepen door een gezamenlijke oproeping met als bedoeling de vergaderingen aansluitend te laten doorgaan. Hierbij stelt de voorzitter voor de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn duidelijk onderscheiden agenda’s op.
§2. - De oproeping wordt verzonden via het persoonlijke e-mailadres van het raadslid zoals aan de gemeente meegedeeld bij aanvang van het mandaat. De dossiers die betrekking hebben op de agenda worden ter beschikking gesteld op de wijze voorzien in art. 9 § 1 van dit reglement.
§ 3. - De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn moet de raad voor maatschappelijk welzijn bijeenroepen op verzoek van:
In hun schriftelijke aanvraag aan de algemeen directeur moeten de aanvragers de agenda vermelden, met voor elk punt een toegelicht voorstel van beslissing, en de datum en het uur van de beoogde vergadering. De algemeen directeur bezorgt vervolgens de voorstellen aan de raadsvoorzitter. Deze aanvraag moet ingediend worden, zodanig dat de voorzitter de oproepingstermijnen bepaald in art. 2, §4 van dit reglement, kan nakomen.
De voorzitter roept de vergadering bijeen op de voorgestelde datum en het aangewezen uur en met de voorgestelde agenda. De voorzitter kan punten aan de agenda toevoegen.
§ 4. – De oproeping (of gezamenlijke oproeping) wordt tenminste acht dagen vóór de dag van de vergadering bezorgd aan de raadsleden.
In spoedeisende gevallen kan gemotiveerd van deze oproepingsperiode worden afgeweken. Het is de bevoegdheid van de raadsvoorzitter om die spoedeisendheid vast te stellen.
Een gezamenlijke oproeping in spoedeisende gevallen kan enkel als er zowel voor de gemeenteraad als de raad voor maatschappelijk welzijn spoedeisende punten zijn.
§ 5. - De oproeping vermeldt in elk geval de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering. De agendapunten moeten voldoende duidelijk omschreven zijn. Voor elk punt dat ter stemming voorligt moet een toegelicht voorstel van beslissing toegevoegd zijn. Minstens één dergelijk punt moet op de agenda staan.
Een gezamenlijke oproeping bevat duidelijk onderscheiden agenda’s voor de raad voor maatschappelijk welzijn en de raad voor maatschappelijk welzijn.
Artikel 3
De leden van de raad voor maatschappelijk welzijn kunnen uiterlijk vijf dagen vóór de vergadering punten aan de agenda van de raad voor maatschappelijk welzijn toevoegen. Hiertoe bezorgen ze hun toegelicht voorstel van beslissing via mail aan de algemeen directeur, die de voorstellen bezorgt aan de raadsvoorzitter. Een lid van het vast bureau noch het vast bureau als orgaan kan van deze mogelijkheid gebruik maken.
De algemeen directeur deelt de aanvullende agendapunten zoals vastgesteld door de raadsvoorzitter onmiddellijk mee aan de leden van raad voor maatschappelijk welzijn, samen met de bijbehorende toegelichte voorstellen.
FYSIEK OF DIGITAAL
Artikel 4
De raad voor maatschappelijk welzijn kan enkel digitaal vergaderen in volgende uitzonderlijke omstandigheden:
● Een gezondheidscrisis, milieuramp of andere ernstige crisissituatie waarbij het de burgers afgeraden of verboden wordt om samen te komen;
● Een ernstige verstoring van de openbare orde waardoor het voor de raadsleden onmogelijk gemaakt wordt om fysiek te vergaderen;
● Een dringende noodzakelijke of spoedeisende beslissing van de raad die niet kan wachten en wanneer een fysieke vergadering niet tijdig georganiseerd kan worden.
Pas nadat de raadsvoorzitter vastgesteld heeft dat een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid zich effectief voordoet, wordt overgegaan tot een digitale vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Dezelfde voorwaarden voor de oproeping gelden als in art. 2 van dit reglement, met daarbij de duidelijk vermelding dat het om een digitale vergadering gaat, inclusief de link met de toegang tot de digitale vergadering.
Is de oproeping voor vergadering reeds verstuurd, dan blijft die geldig, maar wordt op dezelfde wijze een aanvulling gestuurd die duidelijk maakt dat de vergadering enkel digitaal zal plaatsvinden, inclusief de link met de toegang tot de digitale vergadering. Van die aanvulling kan geen gebruik gemaakt worden om nog bijkomende punten aan de agenda toe te voegen. Ook de bekendmaking voor het publiek wordt op dezelfde wijze als in art. 8, §1 van dit reglement aangevuld.
De voorwaarden uit het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2021 over de voorwaarden voor digitaal of hybride vergaderen voor de organen van de lokale besturen gelden onverminderd.
OPENBARE OF BESLOTEN VERGADERING
Artikel 5
§ 1. - De vergaderingen van de raad voor maatschappelijk welzijn zijn in principe openbaar.
§ 2. - De vergadering is niet openbaar als:
De vergaderingen over de beleidsrapporten (= het meerjarenplan, de aanpassingen van het meerjarenplan en de jaarrekening) zijn in elk geval openbaar.
Artikel 6
De besloten vergadering kan enkel plaatsvinden na de openbare vergadering, uitgezonderd in tuchtzaken.
Bij een gezamenlijke oproeping opent de voorzitter eerst de openbare zitting van de gemeenteraad, waarbij hij de vergadering van de gemeenteraad schorst nadat de agenda van het openbare deel afgewerkt is. Tijdens deze schorsing van de gemeenteraad opent de voorzitter de raad voor maatschappelijk welzijn waarna de agenda van de raad voor maatschappelijk welzijn volledig afgewerkt wordt. Na het sluiten van de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, opent de voorzitter het besloten deel van de gemeenteraad.
Als tijdens de openbare vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn blijkt dat de behandeling van een punt in besloten zitting moet worden voortgezet, kan de openbare vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, enkel met dit doel, worden onderbroken.
Als tijdens de besloten vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn blijkt dat de behandeling van een punt in openbare zitting moet gebeuren, dan wordt dat punt opgenomen op de agenda van de eerstvolgende raad voor maatschappelijk welzijn. In geval van dringende noodzakelijkheid van het punt, of in geval van de eedaflegging van een personeelslid kan de besloten zitting, enkel met dat doel, worden onderbroken.
Artikel 7
De raadsleden, alsmede alle andere personen die krachtens de wet of het decreet de besloten vergaderingen van de raad voor maatschappelijk welzijn bijwonen, zijn tot geheimhouding verplicht.
INFORMATIE VOOR HET PUBLIEK
Artikel 8
§ 1. - Plaats, dag en uur van de vergaderingen van de raad voor maatschappelijk welzijn en de agenda ervan worden openbaar bekend gemaakt door publicatie op de webtoepassingvan de het lokaal bestuur. Dit gebeurt uiterlijk acht dagen voor de vergadering. Deze bekendmaking wordt gecommuniceerd via de sociale mediakanalen van het lokaal bestuur.
Indien raadsleden punten aan de agenda toevoegen, wordt de aangepaste agenda binnen de 24 uur nadat hij is vastgesteld, op dezelfde wijze bekendgemaakt.
In spoedeisende gevallen wordt de agenda uiterlijk 24 uur nadat hij is vastgesteld, en uiterlijk vóór de aanvang van de vergadering, op dezelfde wijze bekendgemaakt.
§ 2. - De agenda van de vergadering van de raad met toelichtende nota wordt bezorgd aan alle lokale perscorrespondenten.
§ 3. - Elke belangstellende inwoner kan een gratis abonnement bekomen op de agenda van de raad voor maatschappelijk welzijn met toelichting en het goedgekeurde verslag van de raad voor maatschappelijk welzijn via e-mail.
§ 4. - Eenieder die de raadszitting bijwoont, krijgt bij het binnenkomen de agenda (met onderverdeling in A&B-punten cfr. art 15 §5) overhandigd.
§ 5. – Het OCMW maakt, aan iedere natuurlijke persoon en aan iedere rechtspersoon of groepering die erom verzoekt, de agenda van de raad voor maatschappelijk welzijn en de stukken die erop betrekking hebben, openbaar door er inzage in te verlenen, er uitleg over te verschaffen of er een afschrift van te overhandigen overeenkomstig de regels in verband met openbaarheid van bestuur.
§ 6. – De beslissingen van de raad voor maatschappelijk welzijn worden door de voorzitter van het vast bureau bekendgemaakt op de webtoepassing van de gemeente zoals bepaald in art. 285 tot 287 van het decreet over het lokaal bestuur. Aan de beslissingen van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt verder de nodige bekendheid gegeven door ze beknopt, zo nodig met toelichting, te publiceren in het gemeentelijk informatieblad. Daar wordt ook telkens de link naar de webtoepassing bij vermeld.
INFORMATIE VOOR DE RAADSLEDEN
Artikel 9
§ 1. – Vanaf de verzending van de oproeping worden op het netwerk van het lokaal bestuur voor de raadsleden alle stukken ter beschikking gesteld die horen bij de agenda. In het bijzonder gaat het over de verklarende nota's, de feitelijke gegevens, de eventueel verleende adviezen en de gemotiveerde ontwerpen van beslissing.
Ook de nog goed te keuren notulen en het nog goed te keuren zittingsverslag van de vorige vergadering worden op dezelfde wijze ter beschikking gesteld.
Wanneer het dossier stukken bevat die niet digitaal ter beschikking kunnen gesteld worden, zal dit uitdrukkelijk vermeld worden in de mail van oproeping, zodat de raadsleden deze kunnen komen inkijken op het secretariaat tijdens de kantooruren. Deze kunnen er vóór de vergadering kennis van nemen.
§ 2. – De ontwerpen van meerjarenplan, aanpassingen van het meerjarenplan en jaarrekening worden op zijn minst veertien dagen vóór de vergadering waarop ze besproken worden aan ieder lid van de raad voor maatschappelijk welzijn bezorgd.
Vanaf het ogenblik dat het ontwerp van het beleidsrapport bezorgd is aan de raadsleden, wordt aan hen ook de bijbehorende documentatie ter beschikking gesteld.
Deze stukken worden op dezelfde wijze bezorgd aan de raadsleden zoals in art. 9, §1 van dit reglement.
Artikel 10
Aan de raadsleden moet, op hun verzoek, door de algemeen directeur of door de door hem aangewezen personeelsleden technische toelichting worden verstrekt over de stukken in de dossiers voor de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn. Onder technische toelichting wordt verstaan het verstrekken van inlichtingen ter verduidelijking van de feitelijke gegevens die in de dossiers voorkomen en van het verloop van de procedure.
De raadsleden richten hun verzoek mondeling of per e-mail aan de algemeen directeur of de dossierbeheerder. Vragen worden op dezelfde wijze beantwoord als ze gesteld worden, tenzij het raadslid en de algemeen directeur (of het aangewezen personeelslid) anders overeenkomen.
De mondelinge toelichting gebeurt tijdens de kantooruren tenzij anders wordt overeengekomen.
Artikel 11
§ 1. - De raadsleden hebben, ongeacht de drager, het recht van inzage in alle dossiers, stukken en akten, betreffende het bestuur van het OCMW.
§ 2. - De notulen van het vast bureau worden, uiterlijk op dezelfde dag als de vergadering van het vast bureau volgend op deze waarop de notulen werden goedgekeurd, verstuurd aan de raadsleden. Dit gebeurt via een e-mail met een link naar het beveiligd digitaal platform van het lokaal bestuur.
§ 3. – De briefwisseling gericht aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en die bestemd is voor de raad voor maatschappelijk welzijn, wordt binnen de drie dagen via e-mail met een link naar de brief op het netwerk van het lokaal bestuur meegedeeld aan de raadsleden.
§ 4. – De raadsleden hebben via het netwerk van het lokaal bestuur steeds toegang tot alle volgende documenten die opgemaakt zijn tijdens de huidige bestuursperiode:
§ 5. – Alle andere documenten en dossiers dan die in art. 9 en art. 11 § 2 tot 4, die betrekking hebben op het bestuur van het OCMW, kunnen door de raadsleden op vraag geraadpleegd worden via het netwerk van het lokaal bestuur.
De raadsleden vragen inzage via e-mail aan de algemeen directeur. Daarbij geven ze duidelijk aan welke concrete stukken ze wensen in te zien. Het moet gaan om een vraag die niet onredelijk is. Uiterlijk drie dagen na ontvangst van de aanvraag antwoordt de algemeen directeur via e-mail met een link naar het netwerk van het lokaal bestuur waarop de stukken beschikbaar gesteld worden. De stukken worden vanaf dat moment minstens acht dagen beschikbaar gesteld. Indien een raadslid vermoedt dat een opgevraagd stuk onvolledig is, meldt het raadslid dit onmiddellijk aan de algemeen directeur.
Ook als de inzage geweigerd wordt, antwoordt de algemeen directeur binnen dezelfde termijn via een e-mail met daarin de motivering waarom de inzage geweigerd wordt.
§ 6. - De raadsleden kunnen via een gelijkaardige procedure en termijnen als in §5 van dit artikel een afschrift verkrijgen van die dossiers, stukken en akten. De gevraagde afschriften worden niet ter beschikking gesteld via het netwerk, maar ter afhaling klaargelegd op het secretariaat. Er wordt geen vergoeding gevraagd voor een geleverd afschrift, tenzij de aanvraag zeer omvangrijk is. De vergoeding die eventueel wordt gevraagd voor het afschrift, mag in geen geval meer bedragen dan de kostprijs.
Artikel 12
§7. - De raadsleden hebben het recht de instellingen van het OCMW, en diensten die het OCMW opricht en beheert, te bezoeken.
Om de algemeen directeur in de mogelijkheid te stellen het bezoekrecht praktisch te organiseren, delen de raadsleden minstens drie werkdagen vooraf schriftelijk mee welke instelling zij willen bezoeken en op welke dag en welk uur.
Tijdens het bezoek van een inrichting of dienst van het OCMW mogen de raadsleden zich niet mengen in de werking. De raadsleden zijn op bezoek en gedragen zich als een bezoeker.
Artikel 13
De raadsleden hebben het recht mondelinge en schriftelijke vragen te stellen aan het vast bureau over aangelegenheden waarvoor het OCMW bevoegd is. Daartoe is geen toegelicht voorstel van beslissing nodig.
Op schriftelijke vragen van raadsleden wordt binnen de maand na ontvangst schriftelijk geantwoord. Na afhandeling van de agenda van de openbare vergadering kunnen de raadsleden mondelinge vragen stellen over aangelegenheden waarvoor het OCMW bevoegd is, die niet op de agenda van de raad voor maatschappelijk welzijn staan. Op deze mondelinge vragen wordt ten laatste tijdens de volgende zitting geantwoord.
QUORUM
Artikel 14
§ 1. - Vooraleer aan de vergadering van de raad deel te nemen, tekenen de leden de aanwezigheidslijst. De namen van de leden die deze lijst tekenden, worden in de notulen vermeld.
§ 2. - De raad voor maatschappelijk welzijn kan enkel beraadslagen of beslissen als de meerderheid van de zittinghebbende leden van de raad voor maatschappelijk welzijn aanwezig is.
Indien een kwartier na het vastgestelde uur niet voldoende leden aanwezig zijn om geldig te kunnen beraadslagen, stelt de voorzitter vast dat de vergadering niet kan doorgaan.
Indien tijdens de vergadering het quorum niet meer gehaald wordt, schorst de voorzitter de vergadering voor een kwartier. Stelt de voorzitter na de heropening vast dat er nog steeds niet voldoende leden aanwezig zijn om geldig te vergaderen, dan sluit de voorzitter de vergadering.
De agendapunten die niet afgehandeld zijn, worden hernomen bij de start van de eerstvolgende raadsvergadering. Ze worden ook op die wijze opgenomen in de agenda.
§ 3 - De raad kan echter, als hij eenmaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden aanwezig is, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen en beslissen over de onderwerpen die voor de tweede maal op de agenda voorkomen.
In de oproeping wordt vermeld dat het om een tweede oproeping gaat. In de tweede oproeping worden de bepalingen van artikel 26 van het decreet over het lokaal bestuur overgenomen.
WIJZE VAN VERGADEREN
Artikel 15
§ 1. - De voorzitter zit de vergaderingen van de raad voor maatschappelijk welzijn voor, en opent en sluit de vergaderingen.
Op de voor de vergadering vastgestelde dag en uur en zodra voldoende leden aanwezig zijn om geldig te kunnen beraadslagen, verklaart de voorzitter de vergadering voor geopend.
§ 2. - Op vraag van een raadslid, of op eigen initiatief, kan de voorzitter de vergadering schorsen als dat wenselijk is. De duur van de schorsing wordt bepaald door de voorzitter van de raad. Van deze schorsing wordt melding gemaakt in de notulen.
§ 3. - Het laten deelnemen van derde personen aan de vergadering is slechts toegelaten in de gevallen voorzien in het decreet over het lokaal bestuur en de reglementen van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Buiten deze gevallen kunnen derden bij de behandeling van een bepaald agendapunt slechts toegelaten worden met het oog op het verstrekken van informatie, toelichtingen en/of technische adviezen inzake materies, waarin zij uit hoofde van hun vorming, kwalificatie en/of beroepservaring als deskundig worden erkend.
§ 4. - De voorzitter kan derden uitnodigen.
Een fractie kan de voorzitter voorstellen een deskundige met betrekking tot een bepaald agendapunt uit te nodigen. De voorzitter beslist hierover.
De voorzitter bepaalt wanneer een derde tijdens de raad het woord krijgt.
Derden kunnen in geen geval deelnemen aan de besluitvorming en mogen het besloten deel van de vergadering enkel bijwonen gedurende de toelichting die ze geven.
§ 4. - De voorzitter geeft bij het begin van de raad kennis van de tot de raad gerichte verzoeken en doet alle mededelingen die de raad aanbelangen.
De raad voor maatschappelijk welzijn vat daarna de behandeling aan van de punten die vermeld staan op de agenda, in de daardoor bepaalde volgorde, tenzij de raad er anders over beslist.
§ 5. - Voor de behandeling van de agenda kan de raad beslissen de agendapunten onder te verdelen in A- en B-punten:
● A-punten zijn de agendapunten waarover één of meerdere raadsleden uitdrukkelijk voorafgaand een toelichting, tussenkomst of de afzonderlijke stemming vragen.
● B-punten zijn de agendapunten waarover voorafgaand geen verzoek tot toelichting, tussenkomst of afzonderlijke stemming wordt ontvangen.
De voorzitter richt hiervoor – bij de oproeping voor de raad - een verzoek aan de raadsleden individueel of de fractievoorzitters voor hun fractie om:
● uiterlijk 1 dag vóór de vergadering om 16u.
● via mail aan de algemeen directeur aan te geven welke punten van de agenda van de raad zij als A- dan wel B-punten aanduiden.
Het verzoek van de voorzitter wordt verzonden via e-mail uitgaande van de algemeen directeur of het secretariaat.
Op basis van de antwoorden van de raadsleden of fractievoorzitters worden de agendapunten onderverdeeld in A- en B-punten.
Wie niet reageert binnen de gestelde termijn wordt geacht dat hij geen toelichting, tussenkomst of afzonderlijke stemming wenst en dus alle punten worden voor dat raadslid als B-punten beschouwd.
De algemeen directeur bezorgt de resultaten aan de raadsvoorzitter en deelt via mail een overzicht van de gevraagde toelichtingen, tussenkomsten en stemmingen mee aan de raadsleden vóór aanvang van de raad.
§ 6. - Een punt dat niet op de agenda van de raad voor maatschappelijk welzijn voorkomt, mag niet in bespreking worden gebracht, behalve in spoedeisende gevallen.
Tot spoedbehandeling kan enkel worden besloten door ten minste twee derde van de aanwezige leden. De namen van die leden en de motivering van de spoedeisendheid worden in de notulen vermeld.
Artikel 16
§ 1. –
Nadat het agendapunt werd toegelicht, vraagt de voorzitter of er amendementen zijn op het voorstel van beslissing en welk lid aan het woord wenst te komen over het voorstel. Als er amendementen zijn, worden deze schriftelijk bezorgd aan de voorzitter. Ze worden mondeling toegelicht door de indiener wanneer die het woord krijgt.
Een amendement is een voorstel tot wijziging van de voorgestelde beslissing bij een agendapunt, zonder dat de voorgestelde beslissing daardoor fundamenteel verandert.
Wordt er twijfel geuit of het wel gaat om een amendement of een nieuw agendapunt, dan beslist de raad of het om een amendement gaat. Meent de raad dat dit niet het geval is, dan wordt het ingediende amendement als onbestaande beschouwd.
De voorzitter verleent het woord in volgorde van de aanvragen en, in geval van gelijktijdige aanvraag, op basis van de rangorde van de raadsleden.
§ 2. - De voorzitter kan op elk moment in de vergadering het woord geven aan de algemeen directeur.
§ 3. - Geen enkel raadslid mag meer dan tweemaal het woord nemen over hetzelfde onderwerp, tenzij de voorzitter er anders over beslist.
§ 4. - Het woord kan door de voorzitter niet geweigerd worden voor een rechtzetting van beweerde feiten.
In de volgende gevallen en volgorde krijgt iemand voorrang om te spreken, waardoor de bespreking van de hoofdvraag of het voorstel van beslissing tijdelijk wordt onderbroken:
§ 5. - Niemand mag onderbroken worden wanneer hij/zij spreekt, behalve door de voorzitter voor een verwijzing naar het reglement of voor een terugroeping tot de orde.
Als een raadslid, aan wie het woord werd verleend, afdwaalt van het onderwerp, kan alleen de voorzitter hem tot de behandeling van het onderwerp terugbrengen. Indien na een eerste verwittiging het lid verder van het onderwerp blijft afdwalen, kan hem het woord door de voorzitter ontnomen worden. Elk lid, dat in weerwil van de beslissing van de voorzitter, tracht aan het woord te blijven, wordt geacht de orde te verstoren.
Dit geldt eveneens voor hen, die het woord nemen zonder het te hebben gevraagd en bekomen, en die aan het woord blijven in weerwil van het bevel van de voorzitter.
Elk scheldwoord, elke beledigende of discriminerende uitdrukking en elke persoonlijke aantijging worden geacht de orde te verstoren.
§ 6. - Nadat de leden voldoende aan het woord zijn geweest en indien de raadsvoorzitter oordeelt dat het agendapunt voldoende werd besproken, sluit de voorzitter de bespreking.
Artikel 17
§1. - De voorzitter is belast met de handhaving van de orde in de raadsvergadering. Van de handelingen die hij in dit verband stelt, wordt melding gemaakt in de notulen.
§2. - Elk raadslid dat de orde verstoort, wordt door de voorzitter tot de orde geroepen. Elk lid dat tot de orde werd geroepen, mag zich verantwoorden, waarna de voorzitter beslist of de terugroeping tot de orde gehandhaafd of ingetrokken wordt.
§3. - De voorzitter kan, na een voorafgaande waarschuwing, elke toehoorder die openlijk tekens van goedkeuring of van afkeuring geeft of die op enigerlei wijze wanorde veroorzaakt, uit de zaal doen verwijderen.
De voorzitter kan bovendien een proces-verbaal opmaken tegen die persoon en dat proces-verbaal bezorgen aan het openbaar ministerie met het oog op de eventuele vervolging van de betrokkene.
§4. - Wanneer de vergadering rumoerig wordt, zodat het normale verloop van de bespreking in het gedrang wordt gebracht, kondigt de voorzitter aan dat hij/zij, bij voortzetting van het rumoer, de vergadering zal schorsen of sluiten.
Indien de wanorde toch aanhoudt, schorst of sluit hij de vergadering. De leden van de raad moeten dan onmiddellijk de zaal verlaten.
Van deze schorsing of sluiting wordt melding gemaakt in de notulen.
WIJZE VAN STEMMEN
Artikel 18
§ 1. - Voor elke stemming in de raad voor maatschappelijk welzijn omschrijft de voorzitter het voorwerp van de bespreking waarover de vergadering zich moet uitspreken.
De amendementen worden vóór de hoofdvraag en de subamendementen vóór de amendementen ter stemming gelegd.
Indien de agendapunten onderverdeeld werden in A- en B-punten zoals bepaald in art. 15 § 5 van dit reglement, zal de voorzitter vragen om de B-punten met 1 globale stemming goed te keuren. De voorzitter overloopt de punten enkel aan de hand van de volgnummers (de titels worden dus niet volledig afgelezen).
Vervolgens roept de voorzitter alle A-punten afzonderlijk op.
§ 2. - De beslissingen worden bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen genomen. De volstrekte meerderheid is gelijk aan meer dan de helft van de stemmen, onthoudingen, blanco en ongeldige stemmen niet meegerekend. Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.
§ 3. - De raadsleden stemmen niet geheim, behalve in de volgende gevallen:
§ 4. - De voorzitter stemt als laatste, behalve bij geheime stemming.
Artikel 19
§ 1. - De raadsleden stemmen mondeling.
§ 2. - De mondelinge stemming geschiedt door, elk raadslid ‘ja’, ‘neen’ of ‘onthouding’ te laten uitspreken. Zij doen dat in volgorde van hun plaats in de vergaderzaal.
Artikel 20
Bij een geheime stemming worden voorbereide stembriefjes gebruikt en wordt uniform schrijfmateriaal ter beschikking gesteld, zodat het niet mogelijk is om aan de stembriefjes te zien welke pen er gebruikt is.
De raadsleden stemmen ‘ja’, ‘neen’ of onthouden zich. De onthouding gebeurt bij een geheime stemming door het afgeven van een blanco stembriefje.
De stembriefjes, in vieren dichtgevouwen, worden overhandigd aan de voorzitter.
Voor de stemming en de stemopneming is het bureau samengesteld uit de voorzitter en de jongste twee raadsleden. Ieder raadslid is gemachtigd de regelmatigheid van de stemopnemingen na te gaan.
Vooraleer tot de stemopneming over te gaan, wordt het aantal stembriefjes geteld. Stemt dit aantal niet overeen met het aantal raadsleden die aan de stemming hebben deelgenomen, dan worden de stembriefjes vernietigd en wordt elk raadslid uitgenodigd opnieuw te stemmen.
Artikel 21
Voor elke benoeming tot ambten, elke contractuele aanstelling, elke verkiezing en elke voordracht van kandidaten wordt tot een afzonderlijke stemming overgegaan. Als bij de benoeming, de contractuele aanstelling, de verkiezing of de voordracht van kandidaten de vereiste meerderheid niet wordt verkregen bij de eerste stemming, wordt opnieuw gestemd over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald.
Als bij de eerste stemming sommige kandidaten een gelijk aantal stemmen behaald hebben, dan wordt de jongste kandidaat tot de herstemming toegelaten. Personen worden benoemd, aangesteld, verkozen of voorgedragen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen heeft de jongste kandidaat de voorkeur.
Artikel 22
§ 1. - De raad voor maatschappelijk welzijn stemt over het eigen deel van elk beleidsrapport.
§ 2. - De raad voor maatschappelijk welzijn stemt telkens over het geheel van het eigen deel van het beleidsrapport.
In afwijking daarvan kan elk raadslid de afzonderlijke stemming eisen over een of meer onderdelen die hij aanwijst in het OCMW-deel van het beleidsrapport. In dat geval mag de raad voor maatschappelijk welzijn pas over het geheel van zijn deel van het beleidsrapport stemmen na de afzonderlijke stemming.
Als deze afzonderlijke stemming tot gevolg heeft dat het ontwerp van het beleidsrapport moet worden gewijzigd, wordt de stemming over het geheel verdaagd tot een volgende vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Is er in de gemeenteraad een afzonderlijke stemming geweest, waardoor de stemming over het geheel verdaagd is naar een volgende vergadering van de gemeenteraad en had de raad voor maatschappelijk welzijn ervoor zijn deel van het beleidsrapport al vastgesteld, dan vervalt die vaststelling en stelt de raad voor maatschappelijk welzijn het gewijzigde ontwerp van beleidsrapport vast op een volgende vergadering.
NOTULEN, ZITTINGSVERSLAG EN ONDERTEKENING
Artikel 23
§ 1. - De notulen van de raad voor maatschappelijk welzijn vermelden, in chronologische volgorde, alle besproken onderwerpen, alsook het gevolg dat gegeven werd aan die punten waarover de raad voor maatschappelijk welzijn geen beslissing heeft genomen.
Zij maken eveneens duidelijk melding van alle beslissingen. Behalve bij geheime stemming of bij unanimiteit, vermelden de notulen voor elk raadslid of hij voor of tegen het voorstel heeft gestemd of zich onthield.
De notulen en het zittingsverslag van de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn worden onder de verantwoordelijkheid van de algemeen directeur opgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 277 en 278 van het decreet over het lokaal bestuur.
§ 2. - De zittingsverslagen van de vergaderingen van de raad voor maatschappelijk welzijn vermelden, in chronologische volgorde, alle besproken onderwerpen, de essentie van de tussenkomsten en van de mondeling en schriftelijk gestelde vragen en antwoorden. De raad voor maatschappelijk welzijn kan beslissen om het zittingsverslag te vervangen door een audio-opname van de openbare zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Een raadslid kan vragen om in het zittingsverslag de rechtvaardiging van zijn stemgedrag op te nemen.
§ 3. - Als de raad voor maatschappelijk welzijn een aangelegenheid overeenkomstig artikel 5, §2 en artikel 6 van dit reglement in besloten vergadering behandelt, vermelden de notulen alleen de beslissingen en wordt er geen zittingsverslag opgesteld.
§ 4. - Tijdens de vergaderingen van de raad voor maatschappelijk welzijn mogen geen audio- of audiovisuele opnames gemaakt worden, behalve door wie verantwoordelijk is voor het opmaken van de notulen en het zittingsverslag. Deze opnames zijn geen bestuursdocumenten, maar louter een administratief hulpmiddel. Ze mogen enkel gebruikt en geraadpleegd worden ter ondersteuning van de opmaak van het ontwerpzittingsverslag en de ontwerpnotulen. Vanaf het moment dat de ontwerpnotulen en het ontwerpzittingsverslag goedgekeurd zijn, worden de opnames meteen en definitief gewist.
De raadsvoorzitter kan in uitzonderlijke omstandigheden toch opnames toelaten tijdens het openbare deel van de raadsvergadering. De raad voor maatschappelijk welzijn wordt daarvan op de hoogte gebracht bij het begin van de vergadering.
Artikel 24
§ 1. - De nog goed te keuren notulen en het nog goed te keuren zittingsverslag van de vorige raadsvergadering worden ter beschikking gesteld van de raadsleden zoals bepaald in art. 9, §1 van dit reglement.
Elk raadslid heeft het recht tijdens de vergadering opmerkingen te maken over de redactie van de notulen en het zittingsverslag van de vorige vergadering. Als die opmerkingen door de raad voor maatschappelijk welzijn worden aangenomen, worden de notulen en het zittingsverslag in die zin aangepast.
Als er geen opmerkingen worden gemaakt, worden de notulen en het zittingsverslag als goedgekeurd beschouwd en worden ze door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en de algemeen directeur ondertekend. In het geval de raad voor maatschappelijk welzijn bij spoedeisendheid werd samengeroepen, kan de raad voor maatschappelijk welzijn beslissen om opmerkingen toe te laten op de eerstvolgende vergadering.
Het zittingsverslag wordt samen met de notulen actief openbaar gemaakt via de bekendmaking op de webtoepassing van het lokaal bestuur.
§ 2. - Zo dikwijls de raad voor maatschappelijk welzijn het gewenst acht, worden de notulen geheel of gedeeltelijk staande de vergadering opgemaakt en ter plekke door de meerderheid van de aanwezige raadsleden en de algemeen directeur ondertekend.
Artikel 25
De reglementen, beslissingen, akten, brieven en alle andere stukken worden ondertekend zoals bepaald in artikel 279 tot 283 van het decreet over het lokaal bestuur.
De stukken die niet vermeld worden in artikel 279 §,1 tot §3 en §5 van het decreet over het lokaal bestuur, worden ondertekend door de voorzitter van het vast bureau en medeondertekend door de algemeen directeur. Zij kunnen deze bevoegdheid overdragen conform artikel 280, 281 en artikel 283 van het decreet over het lokaal bestuur.
FRACTIES
Artikel 26
In de raad voor maatschappelijk welzijn wordt niet gewerkt met fracties.
RAADSCOMMISSIES
Artikel 27
§ 1.- In de raad voor maatschappelijk welzijn wordt niet gewerkt met raadscommissies.
§ 2. - De deontologische commissie is geen commissie zoals bedoeld in dit artikel. De samenstelling, werking en bevoegdheid van de deontologische commissie wordt geregeld in de deontologische code voor mandatarissen.
VERGOEDINGEN RAADSLEDEN
Artikel 28
§ 1. - Aan de raadsleden, met uitzondering van de voorzitter en de leden van het vast bureau, wordt presentiegeld verleend voor de volgende vergaderingen waarop zij aanwezig zijn:
§ 2. - Het presentiegeld bedraagt 260 euro voor de vergaderingen van de raad voor maatschappelijk welzijn. Het bedrag wordt niet geïndexeerd.
§ 3. - De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn ontvangt een dubbel presentiegeld voor de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn die de voorzitter voorzit, indien deze vergadering niet aansluit op een vergadering van de gemeenteraad.
Artikel 29
§ 1. - Conform de dienstverlening, zoals bepaald in dit reglement, hebben de raadsleden in het gemeentehuis toegang tot telefoon en internet, en kunnen ze kopieën bekomen van gemeentelijke bestuursdocumenten van het OCMW. In een daartoe voorbehouden lokaal kunnen de raadsleden alle nodige informatie inkijken.
Alle raadsleden krijgen ook een beveiligde toegang tot het beveiligd digitaal platform van het lokaal bestuur.
§ 2. – Raadsleden kunnen :
terugvorderen van het OCMW-bestuur, voor zover deze uitgaven noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun mandaat. Deze kosten moeten worden verantwoord met bewijsstukken. Indien gewenst kan de inschrijving en betaling rechtstreeks via de gemeente gebeuren.
De terugvorderbare kosten mogen niet buitensporig zijn en moeten vergelijkbaar zijn met deze van vormingsinitiatieven voor gemeente- en OCMW-personeel. Ze betreffen in principe enkel vormingscycli of studiedagen in het binnenland. Er worden geen kosten vergoed voor het behalen van bijkomende diploma’s.
De relevantie en de kostprijs van de vorming worden beoordeeld door de algemeen directeur in overleg met de vormingsambtenaar.
Als maximaal jaarlijks terug te betalen bedrag wordt 250 euro per raadslid vooropgesteld. Uitzonderingen kunnen worden toegestaan door het vast bureau.
§ 3. - Wie gebruik maakt van het openbaar vervoer voor het volgen van studiedagen of vormingscursussen, krijgt zijn verplaatsingskosten terugbetaald na voorlegging van de nodige bewijsstukken.
Jaarlijks wordt een overzicht gemaakt van de terugbetaling van de kosten van de mandatarissen. Dat document is openbaar.
§ 4. – Het OCMW sluit een verzekering af om de burgerlijke aansprakelijkheid, met inbegrip van de rechtsbijstand, te dekken die bij de normale uitoefening van hun mandaat persoonlijk ten laste komt van de raad voor maatschappelijk welzijnsleden.
Het OCMW sluit naast de verzekering, vermeld in het eerste lid, de volgende verzekeringen af:
● een verzekering om de bestuurdersaansprakelijkheid te dekken die persoonlijk ten laste komt van raadsleden bij de normale uitoefening van hun mandaat, als ze het OCMW vertegenwoordigen als lid van de raad van bestuur of als dagelijks bestuurder in een rechtspersoon indien die rechtspersoon geen bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten voor de vertegenwoordigende mandataris;
● een verzekering voor ongevallen die de raadsleden overkomen in het kader van de normale uitoefening van hun mandaat.
BEPALINGEN OVER HET BIJZONDER COMITE VOOR DE SOCIALE DIENST
Artikel 30
Het presentiegeld dat toegekend wordt aan de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst bedraagt evenveel als dat voor de raadsleden.
De voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst ontvangt geen presentiegeld.
De bepalingen uit art. 29 van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
BEPALINGEN OVER HET BIJZONDER COMITE VOOR DE SOCIALE DIENST
Welzijnsvereniging
Artikel 31
§ 1. – De vertegenwoordigers van de raad voor maatschappelijk welzijn in een welzijnsvereniging, worden door de raadsleden in hun midden aangeduid door een geheime stemming in een stemronde, waarbij elk raadslid één stem krijgt. Bij staking van stemmen is de jongste kandidaat in jaren verkozen.
Als het mandaat van afgevaardigde in de bestuursorganen een einde neemt of bij een verhindering kunnen de raadsleden van de lijst die het betreffende lid heeft voorgedragen, samen een kandidaat-lid aanwijzen, behalve als de vertegenwoordiger in de bestuursorganen van de vereniging was verkozen als jongste in jaren bij staking van stemmen.
§ 2. – De statuten van de welzijnsvereniging vermelden de wijze waarop de OCMW-raadsleden in kennis worden gesteld van de agenda van de bestuurs- en beheersorganen van de vereniging.
Woonzorgvereniging of -vennootschap (WoV)
Artikel 32
§ 1. – De vertegenwoordigers van de raad voor maatschappelijk welzijn in een woonzorgvereniging of -vennootschap, worden door de raadsleden in hun midden aangeduid door een geheime stemming in een stemronde, waarbij elk raadslid één stem krijgt. Bij staking van stemmen is de jongste kandidaat in jaren verkozen.
De afgevaardigde raadsleden in een woonzorgvereniging of -vennootschap handelen volgens de instructies van de raad voor maatschappelijk welzijn.
§ 2. – De raad voor maatschappelijk welzijn kan in de vereniging of vennootschap ook deskundigen aanduiden die geen lid zijn van de raad voor maatschappelijk welzijn .
§ 3. – Als het mandaat van afgevaardigd raadslid in de bestuursorganen een einde neemt of bij een verhindering, kunnen de raadsleden van de lijst die het betreffende lid heeft voorgedragen, samen een kandidaat-lid aanwijzen, behalve als de vertegenwoordiger in de bestuursorganen van de vereniging was verkozen als jongste in jaren bij staking van stemmen.
De aanwijzing van dat lid wordt medegedeeld met een door de meerderheid van de leden van dezelfde lijst ondertekende verklaring die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs aan de algemeen directeur. De algemeen directeur geeft er op de eerstvolgende raad voor maatschappelijk welzijn kennis van.
VERZOEKSCHRIFTEN AAN DE ORGANEN VAN HET OCMW
Artikel 33
§ 1. - Iedere burger heeft het recht verzoekschriften, door een of meer personen ondertekend, schriftelijk bij de organen van het OCMW in te dienen. Een verzoek is een vraag om iets te doen of te laten. Uit de tekst van het verzoekschrift moet de vraag duidelijk zijn. De organen van het OCMW zijn de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau, het bijzonder comité voor de sociale dienst, de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, de voorzitter van het vast bureau, de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, de algemeen directeur en elk ander orgaan van het OCMW dat als overheid optreedt.
§ 2. - De verzoekschriften worden aan het orgaan van het OCMW gericht tot wiens bevoegdheid de inhoud van het verzoek behoort. Komt een verzoekschrift niet bij het juiste orgaan aan, dan bezorgt dit orgaan het verzoek aan de juiste bestemmeling.
§ 3. - Verzoekschriften die een onderwerp betreffen dat niet tot de bevoegdheid van het OCMW behoort, zijn onontvankelijk.
Verzoekschriften die duidelijk tot de bevoegdheid van de gemeente behoren, worden overgemaakt aan het bevoegde orgaan van de gemeente. De indiener wordt daarvan op de hoogte gebracht.
Een schriftelijke vraag wordt niet als verzoekschrift beschouwd als:
Het orgaan of de voorzitter van het orgaan maakt deze beoordeling. Hij kan de indiener om een nieuw geformuleerd verzoekschrift vragen dat wel aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden voldoet.
Artikel 34
§ 1. – Is het een verzoekschrift voor de raad voor maatschappelijk welzijn, dan plaatst de raadsvoorzitter het verzoekschrift op de agenda van de eerstvolgende raad voor maatschappelijk welzijn indien het minstens 14 dagen vóór de vergadering werd ontvangen. Wordt het verzoekschrift later ingediend, dan komt het op de agenda van de volgende vergadering.
§ 2. - De raad voor maatschappelijk welzijn kan de bij hem ingediende verzoekschriften naar het vast bureau verwijzen met het verzoek om over de inhoud ervan uitleg te verstrekken.
§ 3. - De verzoeker of, indien het verzoekschrift door meerdere personen ondertekend is, de eerste ondertekenaar van het verzoekschrift, kan worden gehoord door het betrokken orgaan van het OCMW. In dat geval heeft de verzoeker of de eerste ondertekenaar van een verzoekschrift het recht zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze.
§ 4. - Het betrokken orgaan van het OCMW verstrekt, binnen drie maanden na de indiening van het verzoekschrift, een gemotiveerd antwoord aan de verzoeker of, indien het verzoekschrift door meer personen ondertekend is, aan de eerste ondertekenaar van het verzoekschrift.
VRAGENKWARTIERTJE VOOR INWONERS
Artikel 35
§ 1. Doel.
De raad voor maatschappelijk welzijn organiseert een vragenkwartiertje voor de inwoners van de gemeente.
§ 2. Tijdstip.
De openbare zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn eindigt met de vraagstelling van het vragenkwartiertje.
Indien niet alle vragen behandeld zijn binnen dit kwartier worden de resterende vragen bij voorrang behandeld in het vragenkwartiertje tijdens de volgende zitting van raad voor maatschappelijk welzijn, op voorwaarde dat de betrokken vraagsteller(s) aanwezig is (zijn).
§ 3. Vraagsteller.
De vraagsteller dient op de datum van de raadszitting ingeschreven te zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente. Hij dient persoonlijk aanwezig te zijn op het vragenkwartiertje.
§ 4. Procedure.
De duidelijk en zo bondig mogelijk geformuleerde vragen dienen schriftelijk te worden bezorgd aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, minstens 14 dagen vóór de zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn.
De vraagsteller vermeldt zijn identiteit en adres en vermeldt aan wie de vraag gericht is.
Per zitting kan elke inwoner maximum twee vragen indienen.
De vraagsteller kan te allen tijde zijn vraag intrekken, in welk geval de vraag zonder verder gevolg wordt geklasseerd.
§ 5. Bekendmaking.
De raad voor maatschappelijk welzijn wordt door toedoen van de algemeen directeur uiterlijk vijf werkdagen voorafgaand aan de zittingsdag van de raad voor maatschappelijk welzijn op de hoogte gebracht van de gestelde vraag of vragen.
§ 6. Inhoud van de vraag.
De vragen mogen enkel betrekking hebben op materies die tot de bevoegdheid van het OCMW behoren.
Tevens mogen de vragen geen persoonlijke aanvallen of beledigingen inhouden, niet over louter statistische gegevens handelen en geen persoonsgebonden materies (die steeds een behandeling in geheime zitting kennen) aanraken.
§ 7. Ontvankelijkheid van de vraag.
De voorzitter oordeelt over de ontvankelijkheid van de vraag. Wordt een vraag onontvankelijk verklaard, dan stelt de algemeen directeur de indiener daarvan binnen de vijf werkdagen op de hoogte met vermelding van de reden van onontvankelijkheid.
Onontvankelijk verklaarde vragen worden geregistreerd en ter kennisgeving toegevoegd aan de mededelingen voor de raadsleden.
Inzagerecht moet toelaten om een overzicht te krijgen van alle gestelde vragen.
§ 8. Vraagstelling.
De vragen worden chronologisch behandeld, volgens het tijdstip van de indiening. De voorzitter verleent daartoe het woord aan de respectievelijke vraagsteller(s). Indien dezelfde vraag werd ingediend, wordt het woord verleend aan de eerste indiener.
De vraagsteller geeft voorlezing van zijn ingediende vraag, eventueel met een beperkte verduidelijking die moet voldoen aan de bepalingen van § 6. De spreektijd per vraag wordt in principe beperkt tot 5 minuten – dit is drie minuten voor de vraagstelling en twee minuten voor het antwoord. Na de vraag wordt het woord verleend aan het raadslid aan wie de vraag is gericht. Vragen met betrekking tot hetzelfde thema of dossier kunnen worden gebundeld, waarbij de voorziene tijd wordt gerespecteerd.
§ 9. Antwoord.
Het raadslid aan wie de vraag is gericht, kan de gestelde vraag zelf beantwoorden of het antwoord laten geven door een ander raadslid naar zijn keuze. Het antwoord zal kort en bondig zijn.
Hij heeft tevens het recht het antwoord in beraad te houden teneinde informatie in te winnen of overleg te plegen omtrent de gestelde vraag.
In dit geval zal de vraag schriftelijk beantwoord worden door het raadslid, via de algemeen directeur, binnen de 30 dagen na de zitting. Dit zal eveneens gebeuren indien het ondervraagde raadslid niet aanwezig is op het vragenkwartiertje. Van dit schriftelijk antwoord wordt beknopt mededeling gegeven in het vragenkwartiertje dat de volgende raad voor maatschappelijk welzijnszitting afsluit.
De vragen of antwoorden kunnen geen aanleiding geven tot discussie, debat of stemming. Andere raadsleden kunnen niet tussenkomen.
§ 10. Publicatie.
De vragen en antwoorden worden beknopt genotuleerd in het verslag van de raad voor maatschappelijk welzijn en bevatten minstens de essentie van de vraag en het antwoord.
Zitting van 24 april 2025
OZ.6. Sociale dienst - Jaarverslag dienst Welzijn - 2024 - kennisname
|
OPENBARE ZITTING
Kennisneming
De raad voor maatschappelijk welzijn neemt kennis van het jaarverslag 2024 van de dienst Welzijn.
Zitting van 24 april 2025
OZ.7. Secretariaat - Vragenkwartiertje
|
OPENBARE ZITTING
Kennisneming
Het vast bureau neemt kennis van de vragen van de raadsleden.
Publicatie LBLOD
De applicatie "Meeting.burger" helpt lokale besturen bij het aanmaken, annoteren en publiceren van agenda's, besluiten en notulen volgens het principe van gelinkte open data.
Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, wordt er een expliciete "bundel" van het document opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker. Deze "bundel" bestaat uit:
De inhoud van de publicatie op het moment dat deze werd uitgevoerd.
Een unieke identificatie van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.
De tijdstempel waarop de actie werd uitgevoerd.
Al deze gegevens staan op een aparte publicatie omgeving die beveiligd toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.